Als twee geblesseerden gingen we weer op weg. Ik had nog steeds last van mijn schouder en Ramon had een balkondrempel in het appartement over het hoofd gezien 🙁 Gelukkig viel het voldoende mee om toch weer te gaan kamperen.
Bij het verlaten van Reykjavik zijn we eerst langs Mosfellsbær gereden om het graf van Jón Páll Sigmarsson te bezoeken, de sterkste man van de wereld in 1984, 1986, 1988 en 1990.
Daarna zijn we doorgereden naar Þingvellir National Park. Hier hebben we tussen de tektonische platen van Europa en Noord-Amerika gelopen. Erg gaaf en indrukwekkend om te zien. De breuklijn is meer dan breed genoeg om met de auto doorheen te rijden, maar tegenwoordig mag je hier alleen als voetganger komen. Behalve de bizarre natuur is deze plek historisch gezien ook erg belangrijk. Hier werd bijvoorbeeld de eerste volksraad van IJsland opgericht.
Tevens doorgelopen naar de Silfra kloof. Hier is het mogelijk te snorkelen of duiken in het ijskoude, kristalheldere water. Gezien onze kneuzenstatus hebben we dit maar even overgeslagen 😉 Staat wel op het wensenlijstje voor een volgende keer! Note to self: Zorg ervoor dat je vroeg aan de beurt bent, het is namelijk redelijk druk met snorkelaars.
Hier in de buurt ook nog twee mooie watervallen gezien, Drekkingarhylur (waar vroeger straffen uitgevoerd werden) en Öxarárfoss.
En weer een stukje gereden om een aantal watervallen dicht bij elkaar in de buurt te bekijken. Als eerste (of derde het is maar net hoe je het bekijkt 😉 Seljalandsfoss. Wat een coole waterval, je kan hier achterlangs lopen! Niet droog, maar wel gaaf 🙂
Een klein stukje wandelen bracht ons langs nog twee watervallen om als laatste bij de verrassingswaterval te komen. Zo op het pad zie je niet veel, hier moet je een klein stukje tussen de rotsen klauteren balancerend over stenen om niet in het water te vallen (of trek laarzen aan 😉 ). Hierna sta je tussen de rotsen aan de onderkant van de Gljúfrabúi waterval. Wauw!